We weten allemaal dat laboratoria een flinke ontwikkelingsslag maken. Automatiseringen en moderne technologieën vliegen ons om de oren. Ook onze branche moet eraan geloven. Wat doet dit met de vaardigheden van de labmedewerker? We stelden die vraag aan Helga Walters, opleidingsmanager techniek bij Avans+, en aan Peter Kootstra, eigenaar en opleider bij Lab-QAcademy. Op basis van hun kennis en ervaring wijzen zij op vier verschuivingen. 

1: van handwerk naar denkwerk

Jarenlang bestond het laboratoriumwerk vooral uit repetitieve handelingen. Die moesten nauwkeurig gedaan worden, want testresultaten moeten kwalitatief goed en reproduceerbaar zijn. Dat geldt nu nog, maar daarbij komen vaker robots in actie. Wat doet dat dan met de laborant? 

Helga: “Er is een verschuiving van handwerk naar denkwerk. Het analytisch of probleemoplossend vermogen komt centraler te staan voor de labmedewerker. Taken en vaardigheden zoals validatie en doordenken over processen blijven over. Eigenlijk is er nog maar weinig herhalend werk te doen, want dat is overgenomen door apparaten.” 

Peter: “De analist wordt steeds meer een operator. Het niveau van nauwkeurig handelen gaat daardoor verder omlaag, zodat er ook minder opleiding nodig is voor het repetitieve werk. De andere kant is dat analisten juist méér opleiding nodig hebben voor de vele gevraagde computervaardigheden.” 

2: van analist naar tolk

Het lijkt er dus op dat laboranten zich verplaatsen van de pipetteertafel naar het computerscherm. Daar zijn ze vooral bezig met data verwerken; als een soort tolk vertalen ze computer- naar mensentaal. Maar moeten ze ook de apparaten besturen en instellen? 

Helga: “De automatisering gebeurt voornamelijk door ICT’ers: zij installeren de apparatuur en schrijven de besturingsprogramma’s. De laboranten hebben een belangrijke rol in het beschrijven van de processen en het analyseren en controleren van de output van de apparatuur. De opleidingen focussen dus meer op werken met geavanceerde apparatuur en op rapportages maken vanuit de gegenereerde data.”  

Peter: “Eerst stond alles op papier, nu in computers. Gelukkig voor de analisten hoeven ze de machines niet aan te sturen. Zij nemen meer de rol van kwaliteitscontroleur op zich: dubbelchecken of de machines het werk nauwkeurig gedaan hebben. Fouten komen natuurlijk nog steeds voor, ook bij apparaten.” Dat betekent dat de basiskennis van chemie en chromatografie goed moet zijn, zodat fouten herkend worden en het instrument geen ‘black box’ is voor de analist. 

3: van gespecialiseerd naar breed opgeleid

In het onderwijs zien we een grote trend in alle vakgebieden: meer breed opgeleide mensen in plaats van gespecialiseerde professionals, ook vanwege bezuinigingen, waardoor we kritischer zijn op wat we wel en niet in het onderwijsprogramma houden. Wat betekent dit voor het lab? 

Helga: “De basisvaardigheden van de laborant blijven altijd een groot aspect van het labwerk. Maar de praktijk leert ons dat denkwerk, validatie van methodes en probleemoplossend vermogen in de toekomst ook belangrijker worden. Het is dus goed dat de opleiding breder wordt, maar dat moet niet ten koste gaan van andere vaardigheden.” 

Peter: “We willen te snel, te veel. Tegelijkertijd bezuinigt het onderwijs. Dat merk je aan de kwaliteit van laboratoria: met mijn dertig jaar ervaring als auditor voor verschillende accreditatie-instellingen zie ik die kwaliteit de laatste jaren dalen. We moeten niet bezuinigen op basisvaardigheden zoals nauwkeurig pipetteren en prepareren.” 

Laborant 2.0: dit zijn de vaardigheden: 

Meer denkwerk dan handwerk : meer moderne technologie vraagt om meer technische vaardigheden. Het handwerk raakt daardoor wat op de achtergrond, of toch niet? 

Computertaal vertalen: data analyseren wordt een groter onderdeel van het takenpakket van de laborant. Die krijgt dus meer de rol van vertaler of tolk.

Breed opgeleid en dus breed inzetbaar: bezuinigingen in het onderwijs vragen om versimpeling van inhoud. Dat leidt tot breed opgeleide laboranten. Is dat ook wel gewenst? 

Samenwerking vraagt om social skills: Communicatie wordt op elk gebied belangrijker; ook in de laboratoriumbranche is er meer vraag naar sociaal kundige analisten. 

4: van individueel naar samenwerken

Communicatie en sociale vaardigheden staan in het onderwijs vaker centraal. Geldt dat ook voor het laboratoriumonderwijs? 

Helga: “Sociale vaardigheden worden als je het mij vraagt zeker belangrijker in het labwerk. Analisten werken meer samen met ICT’ers, die de apparatuur installeren en besturen, en moeten goed met hen communiceren. Ook doen meer laboranten projectmanagement. 

Peter: “Ik zie weinig aandacht voor internationalisering. Veel labs zitten nog steeds in de eigen bubbel. Er zijn natuurlijk wel steeds meer grote organisaties die kleine labs overnemen. Ik betwijfel of de mensen op de werkvloer daar echt iets van merken. Misschien alleen dat zaken centraler geregeld zijn en ze minder grip hebben op de eigen processen.” 

Het ene lab is het andere niet

Dat er grote verschuivingen zijn binnen het labwerk is duidelijk, ook dat dat invloed heeft op de vaardigheden van de laborant. Maar het ene lab is het andere niet. Generaliseren we en vergeten we daardoor dat de verschillen ook groot zijn? 

Helga: “In sommige laboratoria staat de automatisering nog in de kinderschoenen. Welke vaardigheden je nodig hebt, is dus sterk afhankelijk van het lab waarin je werkt. Niet elk lab heeft een grote analysestraat; soms is er nog veel handwerk te doen. Dat moeten we niet vergeten.” 

Peter: “Laboratoria verschillen onderling enorm. In een routinelab is het handwerk nog dagelijkse kost, terwijl een geautomatiseerd lab om meer analysevaardigheden vraagt. Er zijn ook labs die nog niet geautomatiseerd zijn, en waarschijnlijk ook niet worden. Bijvoorbeeld labs waar auto’s worden getest op veiligheid, of forensische labs. Daar blijft mensenwerk gewoon de standaard.” 

FHI, federatie van technologiebranches
en_GBEnglish (UK)