In de Gelderse gemeente Lochem houdt netbeheerder Liander een proef waarbij twaalf monumentale huizen gedurende drie jaar worden verwarmd door waterstof toe te passen. Een wereldwijd uniek project – H2L geheten – waarbij het bestaande gasnetwerk wordt benut voor de distributie van de waterstof. FHI sprak met Arno Tuinman, verantwoordelijk voor metering bij Liander, en Astrid van Sprang, energieconsultant bij Qirion.

Door: Dimitri Reijerman

Het unieke project startte drie jaar geleden vertelt Van Sprang: “In november 2022 hebben we de knop omgezet van aardgas naar waterstof. De betreffende wijk in Lochem was al enige tijd in gesprek met Lochem Energie om te bekijken welke mogelijkheden er waren tot verduurzaming. Waterstof kwam daarbij als een van de duurzame opties naar boven. Parallel gingen we bij Liander op zoek naar toepassingsmogelijkheden van waterstof, omdat deze energiedrager zou kunnen helpen bij de knelpunten in de energietransitie. Bovendien hebben we gasleidingen al in de grond liggen, zouden we die niet kunnen hergebruiken? Zo ontstond dit project om te laten zien dat het met waterstof kan.”

Liander is dus met name geïnteresseerd of waterstof een duurzaam alternatief vormt voor aardgas, want het lijkt niet haalbaar om alle woningen in Nederland op elektrische wijze (warmtepomp) of via een warmtenet te verwarmen, zegt de energieconsultant: “Als je elektrisch huizen wil gaan verwarmen, dan heb je in woningen te maken met lage-temperatuur-systemen. Bij het toepassen van waterstof behoud je een hoge-temperatuur-systeem. Dat is ideaal voor oudere woningen. Zo is het niet noodzakelijk om in een woning het verwarmingssysteem aan te passen, behalve de ketel. Bovendien hadden de pilotwoningen in Lochem de nodige restricties aan wat er qua verbouwing mocht gebeuren, vanwege het beschermd stadsaanzicht. Zo is het plaatsen van een warmtepomp-unit aan de voorzijde niet bij iedereen toegestaan.”

Tuinman noemt nog een pluspunt van het toepassen van waterstof: “Een ander voordeel is dat de investering voor de klant veel lager is. Netbeheerders kunnen de bestaande gasleidingen weer hergebruiken en er is minder verzwaring in het elektranetwerk nodig. Bovendien moeten leidingen die langere tijd niet meer worden gebruikt volgens de regels verwijderd worden, iets wat veel maatschappelijke kosten kan opleveren.”

Het H2L-project was weliswaar complex, maar toch behapbaar, stelt Van Sprang: “Vlak voor de omschakeling in november 2022 van aardgas naar waterstof moest er naar veel aspecten worden gekeken. Voldoen alle componenten? Maar ook: hoe pas je dit waterstofsysteem in bij de opleiding voor monteurs? Bovendien heb je te maken met een ander medium, dus andere risico’s en bijbehorende procedures. Uiteindelijk is de omschakeling vrijwel vlekkeloos verlopen.”

Geheel groen is het H2L-project overigens nog niet, vertelt de energieconsultant: “Op dit moment verstoken de twaalf panden nog grijze waterstof. We hebben zelf een pilotproject in Oosterwolde waarmee we met een elektrolyser groene waterstof maken, op basis van stroom uit een zonnepark. Maar dat is nog onvoldoende om dit project met uitsluitend groene waterstof te voeden. Het project loopt drie jaar met een optie tot verlenging met twee jaar. Die verlenging doen we alleen als het door een andere partij kan worden overgenomen, mits dit financieel aantrekkelijk is.”

Een andere uitdaging voor de netbeheerder is de bemetering, zegt Tuinman: “Bij een waterstofmeter is de ontwikkeling van de meter zelf best lastig. Leveranciers zijn erg gewend om in bulk te produceren, dus je zag aanvankelijk een aarzelende markt om een waterstofmeter te ontwikkelen. Een andere uitdaging is de wet- en regelgeving. Daar speelt een klassiek kip/ei-probleem. Er zijn nog geen normen ontwikkeld, terwijl je bij toelating tot de markt bij voorkeur een herleidbare standaard nodig hebt. Bovendien is er nog weinig vraag naar waterstofmeters. Een standaardeninstituut stelt op zijn beurt weer dat het opstellen van een herleidbare meetketen heel veel geld kost bij een te lage vraag.”

Toch kwam het goed: “Uiteindelijk hebben we in het Verenigd Koninkrijk bij TÜV Süd een testinstallatie gevonden waarbij ze met een meetonnauwkeurigheid van 0,3 procent de nauwkeurigheid van een waterstofmeter kunnen bepalen. In Nederland zou VSL een opdracht kunnen krijgen van de overheid om een herleidbare standaard te ontwikkelen en budget daarvoor te krijgen. Bij dit project hebben we uiteindelijk gekozen voor de meters van Flonidan. Dit bedrijf zocht ook testlocaties om te bekijken hoe zo’n meter in de praktijk werkt. Bovendien paste deze meter bij het communicatieprotocol in onze meterketen en was op afstand te beheren.”

Het is ook op basis van deze proef nog niet duidelijk welke rol waterstof in de toekomst zal gaan spelen bij het verwarmen van panden via het aardgasnet. Dat zou op zijn vroegst pas na 2030 realiteit kunnen worden. Toch zijn zowel Tuinman als Van Sprang optimistisch over dit project. “Waterstof kan zeker een alternatief zijn en de bemetering kan voor de eindklant op dezelfde wijze uitgevoerd worden  als dat we dat nu met aardgas doen”, stelt Tuinman. “Het project is tot nu toe geslaagd, want de keten werkt vrijwel vlekkeloos. Op de vraag of het naar meer smaakt? Er moet nog het nodige veranderen als we waterstof op meer plekken willen toepassen. Ten eerste wet- en regelgeving die moet worden aangepast en financieel moet het voor huishoudens interessanter worden”, zo besluit Van Sprang.

Gerelateerde bedrijven

FHI, federatie van technologiebranches
en_GBEnglish (UK)